Op een mooie Pinksterdag
Een nieuwe column van Bruun: Soms zoek je naar een onderwerp en soms vind je er zo maar één.
We weten niet wie het zijn. En onze te geringe nieuwsgierigheid kunnen we onderdrukken. Dus gaan we niet even kijken wie er zitten. Maar leuk vinden we het wel, zo’n groepje jongelui dat de hele avond onder het poortje in de speeltuin zit te “kötteln” (zoals mijn Sallandse zwager zou zeggen). Ze houden het lang vol. Tot de vroege morgen van de tweede Pinksterdag.
Volgens ons hebben ze het best gezellig. Geen geschreeuw, geen radio. Gewoon genoeglijk gebabbel.
Als we bijna slapen gaan ze weg. Een beetje knetterend, omdat startende brommers en scooters dat nou eenmaal doen wanneer ze niet elektrisch zijn.
Voorlopig hoor je ons niet klagen over onhandelbare jeugd, die in de coronajaren geen kennis heeft gemaakt met ouderwetse rust, reinheid en regelmaat of een schoolse dr. Spock.
Dat ik hier mee kom geeft wel aan, dat mijn pedagogische verstand tijdens mijn pensioen jaren behoorlijk stil is blijven staan. Maar mijn geheugen functioneert nog zo goed, dat ik me de ongein die ik vroeger uithaalde nog best kan herinneren.
Maandagmorgen loop ik even naar achteren om de kippen te voeren. Een pluk gras lusten ze graag en zoiets is in de singel achter ’t Kaampie genoeg te vinden. Even doorlopen naar het speeltuintje is niet erg en een goede oefening voor de artrose in de knieën.
De bloempotten op de tafels bevestigen dat de jeugd van nu niet slechter is dan die van vroeger: ze staan er alle vier nog. En in de verte zie ik ook alle eendjes op het hek braaf achterelkaar zwemmen.
Beter kan een tweede Pinksterdag niet beginnen en goed gehumeurd ruim ik de vergeten rotzooi onder het poortje even op. Het is maar een doos vol.
Bruun
Bruun